Geschiedenis Kruisland
De Geschiedenis van de Hervormde kerk en Hervormde gemeente in Kruisland
De oprichting
In de analen wordt voor het eerst gesproken over protestanten in Kruisland rondom de jaren 1575-1580. Nadat in 1580 de roomse pastoor verdreven is, wordt de kerk in Kruisland, die in 1488 door de katholieken in gebruik was genomen, niet meer gebruikt, ook niet voor de protestantse erediensten.. Zij werd noch door de protestanten, noch door de katholieken gebruikt, omdat men het er niet over eens was aan wie zij toebehoorde.
Na de vrede van munster in 1648 is de kerk aan de protestanten toegewezen. In 1651 is hij door de protestanten in gebruikgenomen. In het jaar 1646 blijkt er één predikant te zijn voor Steenbergen en Kruisland, pas in 1653 is er een afzonderlijke predikant voor Kruisland aangesteld. De eerste dominee, Ds. Johannes Manteneau,is op 3 april 1654 bevestigd. In overeenstemming met een akkoord van de Prins van Oranje en de abdij van St. Bernard werd het traktement van de predikant een tijd lang door de abdij betaald. In die tijd werd ook besloten om het kerkgebouw te herstellen, dat lang verwaarloosd was. Hiervoor werd 800 gulden geleend van de kerk van Steenbergen tegen een jaarlijkse rente van 40 gulden.
Verval en herstel
Bij de grote overstromingen van 1682 liep de polder geheel onderwater. Aan de kerk werd ook grote schade toegebracht, de vloer was verzakt en alle graven in de kerk waren vernield. Schoolmeester Willem van Diepenbeek. Legde de vloer opnieuw, doch nu 2 voet hoger. De moeder van de schoolmeester wist ook van aanpakken; zij maakte de kerk schoon en witte de muren. Rond 1688 zo blijkt uit de stukken werden 4 psalmboeken en een kerkbijbel aangeschaft. Nadat in 1688 de eerste predikant overleed, werd de hervormde gemeente door een predikant uit Steenbergen, ds Nagel, geleid.
In 1692 was de kerk weer zo vervallen, dat Ds. Nagel verlof vroeg om bij de diaconie van Steenbergen een geldlening te sluiten voor het herstel van de kerk. De oude vervallen kerkmuur werd afgebroken en de stenen werden verkocht. Nu kon het herstel beginnen.
De heersende bepaling dat de tweede predikant van Steenbergen aangewezen was om Kruisland te begeleiden was van lieverlede in onbruik geraakt. In 1702 krijgen beide predikanten van Steenbergen een vrijgeleide om het dorp te bezoeken. In 1705 wordt nog een keer geprobeerd om een eigen predikant voor Kruisland te krijgen doch dit mislukte en alles bleef bij het oude.
Het zat de hervormde gemeente niet mee met het gebouw, het gewone onderhoud was eigenlijk al een te zware last voor de enkele leden die de protestantse gemeente telde. Hierbij kwam ook nog dat meermalen moedwillig vernielingen aan het gebouw werden toegebracht. Stenen werden uit de steunberen gebroken en door de kerkvensters gegooid. In 1710 besluit de kerkenraad dat in de winter kerkstoven worden geplaatst. Meester Willem van Diepenbeek zal hiervoor zorgdragen. 1725 waaien hele stukken van het dak van de kerk, hierdoor kon de kerk niet meer voor de eredienst gebruikt worden. De hervormde gemeente was toen zo klein dat de eredienst maar in de voor kamer van de koster gehouden werd. Zo heeft men zich enige jaren weten te behelpen.
In 1747 werd de polder onder water gezet door het Franse leger. Het kerkgebouw kwam nog zwaarder beschadigd uit deze overstroming. Tegen de muren van de kerk was gestookt en de kerk lag vol met stro en ander vuil. In 1752 wordt de vloer wederom opnieuw gelegd en volgt een grote schoonmaak. In 1760 wordt het beschadigde rieten dak vervangen door een dak met rode pannen en in de kerk worden banken gemaakt. De rekening maakt onderscheid tussen mannen en vrouwen banken.
Tijdens de komst van de Franse legers is de dominee van die tijd Ds. Crooswijk om veiligheidsreden naar Holland gevlucht. Wel keert hij clandestien 3 maal terug naar Kruisland om de leden te bezoeken en het heilige avondmaal te vieren.
Op 15 november 1828 ontvangt de kerkenraad van dhr. P. Huysers, bouwkundige uit Breda, het advies het oude kerkgebouw te vervangen door een nieuw. Bij onderzoek is gebleken dat de uitgaven voor herstel van de oude kerk even groot zullen zijn als de bouwkosten van een nieuwe kerk. De nieuwe kerk kan dan veel kleiner zijn dan de oude en veel materiaal van de oude kerk kan bij de bouw van de nieuwe hergebruikt worden. De begroting van de bouwkundige bedraagt 2.000 gulden. De kerkenraad besluit het advies over te nemen. Een groot deel van de kosten wordt gedekt door een gift van de synode fl. 800,,-- en door een zelfde bedrag van koning Willem 1. De nieuwe kerk is in gebruik genomen op 26 december 1830. De kerk is kleiner dan de vorige en de oude toren is blijven staan.
Schilderij van de "nieuwe kerk"
De kerk ligt in een landelijke omgeving, dit blijkt uit de analen want in 1834 dient de predikant een klacht in bij het gemeente bestuur wegens geluidsoverlast door het geloei van koeien vanuit de nabij gelegen schutskooi.
In 1848 staat het bestuur van de kerk grond af voor de bouw van een nieuw schoollokaal (op de plaats waar de werkplaats van de familie Weyers was)
Op de naast de kerkgelegen begraafplaats liep een voetpad dat klaarblijkelijk veel door de dorpsbewoners werd gebruikt, want als het kerkbestuur de begraafplaats wil afsluiten dienen een aantal dorpsbewoners een bezwaarschrift in. Hierin staat dat door de afsluiting van de toegang een stuk weiland, waar veel linnen wordt gebleekt en de toegang tot de Doelesloot onmogelijk wordt gemaakt. Hierdoor zijn de bewoners genoodzaakt het water een eind verder te halen, omdat de gebrekkige gemeentepomp in de zomer het dorp niet van water kan voor zien. Verder wordt er in het bezwaarschrift opgewezen dat door de afsluiting van het kerkhof tevens een belemmering ontstaat om bij de kerktoren te komen waaronder zich de brandspuitkamer bevindt. Aan het huidige kerkje is helaas niet meer te zien dat er zo’n lange historie aan vooraf is gegaan.
Op vooroorlogse foto’s is duidelijk te zien dat de toenmalige toren uit 3 geledingen bestond, gescheiden door waterlijsten. Aan de voorkant waren twee galmgaten en aan beide zijkanten een. Opvallend was dat de achterzijde geen galgat had, ook ontbreekt aan de achterzijde een waterlijst. Mogelijk was het oorspronkelijke kerkje veel hoger en kwam de nok van het dak zo hoog dat er geen ruimte was voor een galmgat. Weliswaar was het een eenvoudig torentje maar met enige zekerheid kunnen we stellen dat het een laat gotisch torentje was. Wat dateert uit de tijd van de stichting van het dorp, het zou het eerste kerktorentje van Kruisland zijn geweest. Dit type torentje werd in de 16 eeuw praktisch niet meer gebouwd. Ook weten we dat in 1651 de hervormde gemeente de kerk ging gebruiken deze ruim 70 jaar had leeg gestaan.
Begin jaren 1900 werd de brandweer nog steeds onder de toren gestald, aan de rechter kant bevond zich ook het cachot. Dit was mogelijk omdat de toren eigendom was van de burgerlijke gemeente. Tijdens de nadagen van de oorlog op 30 october 1944 werd het kerkje en toren totaal verwoest, het werd door de terugtrekkende Duitsers opgeblazen.
ruïne van de hervormde kerk van Kruisland
In 1947 werd het weer opgebouwd, het was de eerste herbouwde protestantse kerk na de oorlog in Nederland. De toren werd hierdoor ook eigendom van de hervormde gemeente. Ir. De Wilde was de architect bij de bouw van het nieuwe kerkje. Ds Douma was toen dominee van de gemeente. Het was kerkvoogd W.C. Nieuwenhuizen die veel werk heeft verricht voor de opbouw van het kerkje.
herbouwd van juni tot december 1947
door Korteweg's Bouwmij.NV uit Breda
Na in de jaren 1800 al eens een samen werking met de Hervormde gemeente van Oud Gastel te hebben gehad wordt op 22 november 1954 een combinatie overeenkomst gesloten met de hervormde gemeente van Oud en Nieuw Gastel en Oudenbosch. In eerst aanleg een puur financiële drijfveer om tot een hoger rijkstraktement te komen Een hechte band was er in het begin zeker niet, vooral niet met de gemeente van Oudenbosch. De eerste combinatie had 2 predikantsplaatsen. één in Kruisland en Oud en Nieuw Gastel en de ander in Oudenbosch. In 1966 komt er een combinatie tot stand met 1 predikantsplaats bezet door Ds. Nachtegaal. Op 1 juli 1997 wordt zowel de hervormde gemeente van Kruisland als die van Oud en Nieuw Gastel opgeheven en gaan zij samen verder in de nieuwe Hervormde gemeente Gastel & Kruisland.
In 2003 wordt het kerkgebouw, als gevolg van de vergrijzing van de leden en de afname van het ledental, afgestoten. Het gebouw wordt verkocht aan de stichting ambachtsmuseum de holle roffel die er een museum in vestigt. Het kerkhof en onderliggende grond blijft eigendom van de Hervormde gemeente Gastel & Kruisland.
Bron: 500 jaar Kruisland boekje uitgegeven 10 maart 1987.