Geschiedenis der Hervormde Gemeente Oud en Nieuw Gastel
Reeds in 1646 wordt de protestantse ( hervormde) gemeente in Gastel al genoemd een uit Oudenbosch afkomstige predikant Ds. Marcus Suerius gaat voor in een eredienst.
Op 27 juni 1649 doet de uit het Franse Calais afkomstige Ds. Becuse zijn intree als eerste eigen predikant van de hervormde gemeente Gastel, in die tijd ook wel gereformeerde gemeente genoemd.
Bij de vrede van Munster wordt bepaald dat alle katholieke kerken en eigendommen moeten worden overgedragen aan de protestanten. In Gastel nemen in juni 1648 de protestanten de kerk over van de katholieken deze stond op de plaats waar de huidige Laurentius kerk staat. Slechts een klein deel van deze grote kerk wordt daad werkelijk gebruikt voor erediensten e.d. De pastorie is eigendom van de Abdij van St. Bernard en wordt gehuurd voor fl. 60.-- per jaar.
De katholieken en abdijen werden gedwongen te betalen voor het onderhoud van de kerk begrijpelijk gaf dit aanleiding tot grote problemen en onrust.
Het kerckboeck van Oudt en de Nieuw Gastel sinds 1649 vermeld op 26 september 1677 de opdracht tot aanschaf van een "silvere beker tot gebruyk van des Heren h:avondmaal" deze opdracht wordt verstrekt aan de kerkmeester d’heere Petrus Beens.en wordt beheerd door de schoolmeester Boukhout. De beker is nog in het bezit van de hervormde gemeente en kent de inscriptie Kerke Gastel 1678. Als mede het stadsteken van Breda en het meester teken (anker in schild). De hervormde Gemeente Roosendaal bezit twee avondmaalsbekers met het zelfde meesterteken en jaarletters. Hieruit kunnen we concluderen dat de maker een bekende zilversmid moet zijn geweest in zijn tijd. De aanschaf vindt plaats onder ds Cornelis van Hout die de 70 jarige ds Becude in 1665 opvolgt.
In de Franse tijd is er de nodige onrust in de zuidelijke Nederlanden en volgen de nodige veranderingen. In 1796 spreekt de nationale vergadering zich uit voor scheiding van kerk en staat. De nieuwe staatsregeling van 1798 stelt dat de kerkelijke gebouwen dienen te worden toegewezen aan de geloofsrichting met de meeste zielen en dat de kleinste evenredig moest worden schadeloos gesteld. In Gastel telden de katholieken 2113 zielen waarvan 1561 met de eerste communie. De protestanten 61 zielen met 31 lidmaten. De schadeloosstelling bedroeg fl. 647.--
De in die tijd de hervormde kerk leidende ds Ecoma verzet zich sterk tegen de overdracht en hij liet geen middel onbetuigd om de overdracht te traineren. Op 21 december 1799 stuurt het gemeente bestuur een bode met een brief aan ds Ecoma dat hij de sleutels van de kerk moet overdragen van de kerk. Deze kreeg de boodschap mee voor het gemeente bestuur dat hij ds Ecoma niet in het bezit was van de sleutels maar de koster Cornelis Hartman. Deze Cornelis Hartman was ook de bode die driemaal namens het gemeente bestuur de sleutels was wezen opeisen terwijl hij de gevraagde sleutels zelf beheerde. Op 31 december stuurde de hervormde gemeente nog een fel protest naar het gemeente bestuur en in december 1801 een rekest aan de regering om de kerk terug te krijgen. In juli 1802 antwoord de regering dat de situatie zo blijft als die was en is de kerk definitief voor de katholieken. Ds Ecoma blijft actief schrijven naar de regering en vragen om een eigen kerkgebouw. Reeds op 21 mei 1809 kan ds Ecoma bekendmaken dat de koning van Holland had besloten een kerkje te laten bouwen te Oud en Nieuw Gastel naast het huis van de predikant. De begrote som is fl. 5.000.-- De aanbesteding vindt plaats aan Gerard Horsten uit Fijnaart voor fl. 4.379.--
Gevelsteen ter gelegenheid van de eerste steenlegging d.d. 12 september 1809
Helemaal vlekkeloos gaat het ook niet met de bouw, eerst maakt de commissie van administratie in Breda nog bezwaar tegen de bouw op de daar voor bestemde grond. Ook de financiering geeft de nodige problemen eerst wordt slechts 50% van het toegezegde bedrag uitbetaald in certificaten die ook nog eens sterk in waarde dalen. Maar ds Ecoma blijft volharden en mede door zijn toedoen worden alle problemen overwonnen.
Op 31 maart 1811 kan Ds Ecoma de kerk inwijden met een preek over Ezra 3: 11-13. Dit bijbelgedeelte handelt over het tot standkomen van de fundamenten van de tempel niet de tempel zelf. In de preek zou ds Ecoma uiteen hebben gezet dat de ware tempel niet met mensenhanden wordt gebouwd. De gemeente blijft al die tijd een kleine gemeente met rond de 30 lidmaten.Ds Ecoma is 41 jaar predikant geweest en in de herfst van 1825 vraagt hij emeritaat aan doch voor dat dit wordt verleend overlijd hij op 1 december.
Over het houten kistje wat nog steeds in de kerkstaat zijn verschillende lezingen over de herkomst. In een kranten artikel van 5/8/95 wordt gewag gemaakt van het feit dat het kistje zou zijn geschonken door de katholieken bij de ingebruikname van de kerk om de bijbels in op te bergen. In dit artikel wordt verwezen naar het boek 700 gemeente Oud en Nieuw Gastel. In dit boek is dit verhaal niet expliciet terug te vinden.
In een artikel in de Sint Laurentiusklok parochieblad voor Oud Gastel van 29 augustus 1959 wordt door een anonieme auteur geschreven over 150 jaar Ned. Hervormde Kerk in Oud Gastel. In dit artikel wordt een passage uit het resolutieboek aangehaald waarin het volgende staat:
"Op 1 juni 1789 is besloten om een klein sterk kistje te laten maken met twee sloten om de papieren van aanbelang en ‘t losse geld rakende de diaconie in te leggen tot securiteit van den selve temeer wijl er sommige diaconen sijn die ‘t liever niet onder sich hebben waardoor de vergadering geresolveerd is dat de predicant zodanig een kistje zou laten maken ten koste van de diaconie sullen ‘t selve in bewaring blijven ten sijnen huijsen. Wijl de oudste ouderling en de administraterende diacon elk daarvan een bijzondere sleutel zal hebben. De predikant gaf kennis dat wijl ‘t armenkistje met papier, boeken en ‘t losse geld wegens de troebelen des oorlogs van deesen kerkerade den 27 augustus 1794 na Ooltgensplaat aan den aldaar zijnde kerkeraad was toegezonden. Hij ‘t selve nu weder van daar had ontvangen op den 22 maart 1795 en wel in de beste orde gelijk bij ‘t openen bleek.
Het eikenhoutenkistje 50 bij 60 bij 70 centimer is nog in gebruik maar is van geen historische waarde." Aldus een letterlijk overgenomen passage uit de Laurentius klok.
In historisch perspectief gezien lijkt dit de meest voor de handliggende herkomst van het houten kistje, in 1809 waren de verhoudingen tussen katholieken en protestanten niet van dienaard dat geschenken over en weer gebruikelijk waren.
In 1821 wordt voor het eerst naast de kerkenraad een kerkvoogd benoemd. Dit wordt dhr U.Y. Heerema van Voss, secretaris van de burgerlijke gemeente.
In 1867 wordt een nieuwe pastorie gebouwd naast de kerk de aanbesteding bedraagt fl. 4.295.--. Deze pastorie is ook nog een tijd in gebruik geweest als politiebureau en later ook weer als woonhuis verhuurd. In 1994 werd dit pand aan een particulier verkocht,
In 1923 wordt een consistorie aan de kerkgebouwd maar deze bleek al van meet af aan te klein en deze wordt dan ook in 1956 vergroot. In 1960 wordt onder leiding van ds te Winkel de kerk gerestaureerd. Ds te Winkel die sterk moderniserend dacht over de inrichting van het kerk gebouw heeft een grote invloed gehad op de restauratie van de kerk. Hierbij is met name het interieur sterk veranderd en heeft de kerk zijn oude grandeur verloren.
Door de grote aandacht die bij de restauratie aan het interieur is gegeven en het feit dat de kerk pas in 1962 op de rijksmonumentenlijst kwam, zijn er nog al wat bouwkundige "fouten" gemaakt die in 1999 de noodzaak van een grondige restauratie veroorzaken.
Bij de restauratie van 1960 werd door de Halsterse kunstschilder Schipper een modern fresco aangebracht op de achtermuur van de kerk. Deze schildering brengt enerzijds de menselijke hovaardij tegenover God in beeld en aan de andere zijde het kruis des behoudt (ruw in de muur ingewerkt) doorlopend in een mand met brood en vis, waar mee de schare van vijfduizend werd gespijzigd. Bij het aanbrengen van de fresco is te snel in de vochtige specie gewerkt waardoor deze niet overal even mooi is geworden een later veel verkleuringen zijn opgetreden. Ook is een grote zet scheur dwars door de fresco ontstaan. De kerk vertoond op meerdere plaatsen dergelijke zet scheuren als gevolg van het dalend grondwaterpeil. Door het gebruik van niet vochtdoorlatend stucwerk en verf is de zoutbelasting in de muren zo hoog opgelopen dat maatregelen nodig bleken Het was niet uit te sluiten dat de fresco hiermee geheel of gedeeltelijk verloren zou gaan. De fresco is niet door alle leden van de hervormde gemeente altijd zo gewaardeerd, hij overheerst heel sterk het gebouw en paste volgens kenners niet bij de sfeer van een oud waterstaatskerkje.
deel fresco links deel fresco rechts
Op 1 april 2000 start een grote restauratie van het kerkgebouw waarbij de fresco uit 1960 verloren gaat. De kerk wordt opnieuw ingericht en krijgt weer de uitstraling van een kerk uit de waterstaatsperiode met een moderne inslag. Tevens wordt de consistorie gerenoveerd en uitgebreid tot een volwaardig gemeentelijk centrum voor alle kerkelijke activiteiten. In het totale project wordt ruim fl. 600.000,-- geïnvesteerd (272.268,-- euro).De her ingebruikname vind plaats op de eerste zondag in 2001.
Kerkinterieur 2000